
De Matthäus van Mengelberg
Door de biografie van Willem Mengelberg die ik een paar jaar geleden kreeg, raakte ik steeds meer gefascineerd door deze zowel vereerde als verguisde figuur. Vanwege zijn coöperatieve omgang met de Duitse bezetter tijdensde oorlogsjaren is Mengelberg in de publieke opinie als het ware afgeschreven. Na de oorlog krijgt Mengelberg een dirigeerverbod opgelegd; hij keert niet meer naar Amsterdam terug en zou ook elders nooit meer dirigeren, tot aan zijn overlijden in 1951. Het is spijtig dat dit zijn enorme betekenis voor het Amsterdamse muziekleven in de jaren tot aan 1940 grotendeels aan het zicht onttrekt.
Grote klank
Mengelberg was de grondlegger van de Nederlandse Matthäuscultuur. Tot op de dag van vandaag wordt de Matthäus Passion nergens zoveel uitgevoerd en zo trouw bezocht als hier. Hij begon in 1899 met de jaarlijkse uitvoeringen in Het Concertgebouw, een traditie die Toonkunstkoor Amsterdam nog steeds hooghoudt en die maar een paar keer onderbroken is, onder meer door de oorlog (1945) en door de coronamaatregelen van de afgelopen twee jaar. In de periode die in het boek beschreven wordt, de jaren 20 en 30, bestond het Toonkunstkoor maar liefst uit 400 à 500 zangers. Mengelberg hield van die grote klank en vond dat het de dramatische effecten waar deze muziek om vroeg, vergrootte. Maar lang niet iedereen kon deze dramatiek en Mengelbergs ‘grote gebaar’ waarderen. Ook in zijn eigen tijd waren zijn stilistische uitgangspunten omstreden. Mensen vonden dat de uitvoeringen te veel dramatische effecten hadden, te concertmatig waren en devotie misten. In maart 1940 zei Mengelberg daarover: “Weet u, dat er nog altijd van die schrandere lieden zijn die mij, nadat ik veertig jaren de Matthäus Passion dirigeer, vertellen willen, wat Bach eigenlijk bedoeld heeft en dat ik te ‘dramatisch’ ben, alsof er grooter drama zou bestaan dan de Passion?”
Ieder jaar andere coupures
Het duurde jaren voordat Mengelberg de goede vorm voor zijn Matthäus gevonden had. Hij veranderde ieder jaar de begeleiding van de koralen, tempi en dynamieken, experimenteerde lustig met de samenstelling van het continuo en maakte ieder jaar weer andere coupures. Aan ‘da capo’ deed men in die jaren sowieso niet. Pas in 1933 werd de Matthäus voor het eerst integraal uitgevoerd in Het Concertgebouw.
Mengelberg behoorde ook internationaal gezien tot de grootste dirigenten van zijn tijd. Zijn betekenis voor het Nederlandse muziekleven was enorm. Hij bracht het Concertgebouworkest naar de absolute wereldtop.
Het boek van Frits Zwart is niet alleen heerlijk leesvoer, het biedt ook een fascinerend beeld van deze tijd, die ook voor het Amsterdamse Toonkunstkoor als vaste partner van het Concertgebouworkest, vele gouden jaren telde.
Caroline Bakker, oud-voorzitter TKA
Meer lezen en luisteren
F.W. Zwart, 2016, Willem Mengelberg. Een biografie 1920-1951, Uitgeverij Prometheus
Guus Hofman-Allema, 2005, Geestdrift en muzikale zin. Geschiedenis van het AmsterdamseToonkunstkoor 1828-2000
Op de website www.willemmengelberg.nl staan verschillende opnames, waaronder fragmenten van de Matthäus Passion (uitvoeringen 1936 en 1939).